Moeten zorgverzekeraars ook een ‘reële’ prijs voor zorg betalen?

De bekostiging van de zorg is al jaren een hekel punt en de tarieven staan onder druk. Om de kwaliteit van de zorg te waarborgen is er in de Wmo geregeld dat de gemeente de verhouding tussen prijs en kwaliteit waarborgt door het opstellen van regels. Per AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) ‘reële prijs 20151’ is er nadere aanvulling gegeven aan deze plicht van de gemeente. In de AMvB zijn diverse kostprijselementen opgenomen die de gemeente verplicht moet verwerken in de door haar vast te stellen reële prijs en welke zij verplicht moet hanteren in haar inkoopproces.

Het besluit beschrijft de volgende elementen:

  • de kosten van de beroepskracht, waaronder de loonkosten en overige kosten voortvloeiend uit de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst, de kosten van wettelijke verplichtingen ter zake van de arbeid en de overige kosten van wettelijke verplichtingen verbonden aan het leveren van een dienst
  • redelijke overheadkosten;
  • kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;
  • reis en opleidingskosten;
  • indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst; en
  • overige kosten als gevolg van gemeentelijke verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen waaronder de kosten van de beroepskracht.

In de Nota van Toelichting van het besluit is in Hoofdstuk 2 paragraaf 2 te lezen “(..) De eis om tot een reële prijs te komen vloeit voort uit artikel 2.6.6. Wmo 2015. Dit besluit expliciteert de wet op dit punt. Op grond van de wet moeten gemeenten al reële tarieven vaststellen die cao-lonen mogelijk maken.(..)

De verplichtstelling enkel contracten te mogen aangaan waarin gerekend wordt met reële prijzen voor de afgenomen dienst is nodig geweest omdat gemeenten klaarblijkelijk sinds zij verantwoordelijk zijn geworden voor het aanbieden van huishoudelijke verzorging de prijsontwikkeling negatief hebben beïnvloed. Aanbieders hebben destijds aan de bel getrokken en hun zorgen geuit over de kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening.

Met het besluit lijkt er een oplossing te zijn gevonden voor diensten die worden bekostigd via de Wmo. De door zorgverzekeraars gefinancierde diensten worden echter niet geraakt door de AMvB ‘reële prijs 2015’, terwijl er in die hoek ook rake klappen vallen door de krappe bekostiging. De aan een DBC-product gekoppelde waarde wordt door een zorgverzekeraar namelijk helemaal niet volledig uitbetaald als de zorgaanbieder geen contract met deze verzekeraar heeft. Er wordt gezegd dat er 75% wordt uitgekeerd. Dat komt echter vanwege het rekenen met een gemiddeld gecontracteerd tarief in realiteit neer op een tarief dat in de buurt komt van de helft van het NZa-tarief. Hoe kan een zorgaanbieder de kwaliteit en continuïteit van de zorg dan nog waarborgen als zij aan de andere kant door de algemeen verbindend verklaring van een (dure) sector-cao geconfronteerd wordt met hoge lonen? Ongecontracteerde zorgaanbieders dreigen op deze wijze door de zorgverzekeraars uit de markt te worden gedrukt, terwijl juist deze instellingen vaak vernieuwend zijn en kostenefficiënt werken, blijkende uit het feit dat zij tot nu met hoge kosten en lagere opbrengsten hun hoofd boven water hebben kunnen houden.

Tijd om de vraag in de titel te beantwoorden. Ja, het lijkt mij wenselijk om een soortgelijke regeling als de AMvB in te voeren ter bescherming van de kwaliteit en continuïteit in de zorg. Wel moet bedacht worden dat de invoering van een dergelijke richtlijn slechts de helft van de oplossing is en dus niet dekkend voor de problematiek, aangezien er hierdoor ook weer andere uitdagingen ontstaan.

Indien de aanbieders alle verhoogde personeelskosten zonder risico volledig kunnen doorbelasten in hun kostprijs tast dit waarschijnlijk hun incentive om de onderhandeling met de sociale partners scherp in te steken aan. Al met al, een richtlijn zoals de hier besproken AMvB is een goed begin, maar het halve werk.

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met:
(+31) 020 - 8940700
(+31) 06 - 52456079

  1. Besluit van 10 februari 2017, houdende regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening en de continuïteit in de hulpverlening tussen de cliënt en de hulpverlener (Staatsblad 2017, nr. 55).  ↩
  • Deel dit bericht via: